De boodschap van Prinsjesdag was helder: de staatsfinanciën dreigen te ontsporen.
Hoge uitgaven en tegenvallende belastinginkomsten slaan volgend jaar een gat
van 32 miljard euro in de rijksbegroting.

Meest zichtbare effect is de explosie van de staatschuld, zoals Z24 deze maand
in beeld brengt met de Staatsschuldmeter.
Voor eind 2010 is de verwachting dat de teller op 381 miljard euro staat. De
staatsschuld bedraagt dan, volgens de rekenmethode van de Europese Unie,
bijna 66 procent van het bruto binnenlands product (bbp).

Onhoudbare schuld
Hoe ernstig is dat? In internationale vergelijkingen is het gebruikelijk om de
staatsschuld af te zetten tegen het bbp, ofwel de som van de jaarlijkse
productie van goederen en diensten. Het valt echter niet zomaar te zeggen
wat een onhoudbaar hoog schuldpercentage is.

Japan kampt volgend jaar bijvoorbeeld met een schuld die bijna twee keer het
bbp bedraagt, schat industriële-landenclub Oeso. Nederland krijgt ook een
forse stijging van de staatschuld voor de kiezen, maar doet het relatief
niet slecht. Ook als je een vergelijking trekt met Duitsland, het Verenigd
Koninkrijk en de Verenigde Staten. Zie de grafiek: staatsschulden
exploderen
.

Het probleem van de staatsschuld zit echter vooral in de onderliggende
ontwikkeling van de economische groei, de overheidsinkomsten en de
rentelasten op de schuld.

Rente vreet aan begroting
In Nederland zorgt de stijging van de overheidsschuld ervoor dat de uitgaven
aan de nationale schuld volgend jaar 22 miljard euro bedragen, gaf het de
regering aan in de Miljoenennota.
Daarmee zijn de rentelasten post drie op de rijksbegroting, na Onderwijs en
Sociale Zaken - uitgaven aan de AOW, zorgpremies en de AWBZ daargelaten.

Zet je de lasten van de staatschuld af tegen de verwachte rijksinkomsten in
2010, dan staat tegenover elke honderd euro aan belasting- en
premie-inkomsten zo'n negen euro die direct naar de schuldeisers van de
staat gaat.

Hoe scoort Nederland hierbij internationaal? Vergeleken met Duitsland, het
Verenigd Koninkrijk en de VS - drie landen die voor 2010 al een afgeronde
begroting hebben gepresenteerd - is Nederland een middenmoter, blijkt uit
een kleine inventarisatie. Zie de grafiek: rente
vreet aan overheidsfinanciën
.

Opvallend is vooral dat in Duitsland de rentelasten volgend jaar relatief
zwaar op de rijksbegroting drukken. Van elke honderd belastingeuro's gaan er
in de Bondsrepubliek zeventien op aan rente.

Duitsland goedkoper uit
Op basis hiervan zou je verwachten dat Duitsland een relatief hoog
rentepercentage moet betalen op zijn staatsleningen. Maar is niet zo. De
toonaangevende rente op tienjarige staatsleningen is voor Duitsland zo'n 3,3
procent. Dat is 0,3 procentpunt lager dan in Nederland. Zie de grafiek: Nederland
betaalt meer dan Duitsland
.

Hierbij spelen twee zaken een rol. Duitsland heeft het voordeel dat de markt
voor Duits staatspapier de grootste en meest ontwikkelde is in de eurozone.
Het aan- en verkopen van Duitse overheidsschulden gaat heel soepel en daar
krijgt Duitsland een beloning voor in de vorm van een lagere rente. Op
dollarmarkten geniet Amerikaans staatspapier eenzelfde bevoorrechte positie.

Maar daarmee is de kous niet af. Beleggers in schuldmarkten kijken ook naar de
economische groeikracht van landen en de mate waarin overheden hun best doen
de staatsfinanciën in het gareel te krijgen. Daar geven obligatiebeleggers
cijfers voor in de vorm van hogere en lagere rentes op staatsschulden.

Belofte van Berlijn
Als Nederland bijvoorbeeld niets doet met het begrotingsgat komt er jaarlijks
zo'n 30 miljard euro staatsschuld bij. Tegen de huidige rentestand betekent
dit, dat de rentelasten voor de overheid met ruim een miljard euro per jaar
klimmen. Dat is niet houdbaar en leidt ertoe dat schuldeisers rap een hogere
rente gaan verlangen van Nederland, met alle nadelige gevolgen van dien.

Het kabinet Balkenende IV maakte afgelopen week duidelijk te gaan studeren op
plannen om de begroting weer op orde te krijgen. Medio 2010 moet er witte
rook komen voor ingrijpende hervormingen vanaf 2011. Hiermee is Nederland
echter veel minder concreet dan Duitsland.

De bondsregering heeft met steun van het Duitse parlement alvast een pad
uitgezet, waarbij tussen 2011 en 2015 het structurele begrotingstekort daalt
tot maximaal 0,35 procent van het bruto binnenlands product. Dat concrete
signaal is voor beleggers die geld steken in Duitse staatsleningen van groot
belang.

Niets doen kost geld
In Duitsland drukken de rentelasten volgend jaar zwaarder op de
rijksbegroting dan in Nederland en de overheidsschuld is afgezet tegen het
bbp ook groter dan hier. En toch betaalt Duitsland voor tienjarige
staatsleningen minder rente dan Nederland.

Die lagere rente valt, zoals gezegd, deels te verklaren uit het feit dat Duits
staatspapier het meest gewild is in de eurozone. Maar Nederland betaalt naar
alle waarschijnlijkheid ook een hogere prijs voor de aanhoudende onzekerheid
over de sanering van de staatsfinanciën.

Vraag is uiteraard of we ons druk moeten maken om 0,3 procentpunt extra rente
op de belangrijkste staatsleningen. Aangezien het uiteindelijk om grote
getallen gaat, toch wel. Reken je bijvoorbeeld met de verwachte 381 miljard
euro staatsschuld van 2010, dan gaat het op jaarbasis om pakweg een miljard
euro aan rentelasten. Niets doen heeft een prijs.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl